Op de meeste potloden staat een code die verwijst naar de hardheid van de stift. De code, in 1889 bedacht door de Duitser Friedrich von Hardtmuth van de Koh-i-noor-fabriek, bestaat uit een letter en een cijfer. H staat voor hard (Hart), B staat voor zacht, met een grotere hoeveelheid grafiet (Blei) en F voor Fein(schrift). Hardtmuth bedacht om commerciële redenen meteen ook een interpretatie voor de Engelstalige markt: H is dan Hard, B Black en F Firm; dat laatste wordt ook vaak geïnterpreteerd als fine point. Het cijfer geeft de gradatie aan. Oorspronkelijk waren er zeventien hardheidsgraden van 9H tot en met 6B. Veel merken pasten zich aan deze code aan maar van begin af aan waren er ook variaties. De tegenwoordige Koh-i-noor-reeks gaat van links naar rechts van hard naar zacht als volgt:
9H
|
8H
|
7H
|
6H
|
5H
|
4H
|
3H
|
2H
|
H
|
F
|
HB
|
B
|
2B
|
3B
|
4B
|
5B
|
6B
|
7B
|
8B
|
9B
|
||||||||
zeer hard
|
hard
|
gemiddeld
|
zacht
|
zeer
zacht
|
Een standaard kantoorpotlood is HB, de gulden middenweg tussen hard en zacht. Voor het iets nettere schrijfwerk werd F aanbevolen, in de hoop dat men twee soorten potloden zou aanschaffen. De balpen was eind negentiende eeuw nog niet uitgevonden en het potlood was het normale schrijfinstrument. Kunstenaars gebruikten meestal zachtere stiften. Met een zacht potlood kan er goed geschetst worden. In een zacht potlood zit weinig klei en veel grafiet.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Potlood
Geen opmerkingen:
Een reactie posten